Dit artikel is verkort verschenen in Opinie van Trouw van 25 november 2017
Vanmorgen liet ik op mijn gemak mijn hond uit op ons landweggetje. Plotseling hoorde ik achter ons een auto levensgevaarlijk aan komen scheuren. We schoten de berm in.
Het bekende blauwe autootje van de wijkverpleegkundige passeerde ons racend in de bocht van de weg . Op weg naar mijn hoogbejaarde en wonder boven wonder nog zelfstandig wonende overburen.
Levensgevaarlijk zorgen?
Ik ben boos. Levensgevaarlijk rijdt ze! Onverantwoord! En ineens is mijn irritatie over, als ik me bedenk dat zij zich in alle bochten moet wringen om haar moordende zorg route voor de ochtend te volbrengen. Zorgen, helpen, levensgevaar, racen, moorden. Rare combi eigenlijk.
Door hard te rijden tussen haar plattelands cliënten kan ze steeds een minuutje winnen.
Werkdruk
Kostbare tijd die ze kan besteden aan de zorg. De zorg waar ze ooit met passie voor gekozen heeft. Mensen helpen die het lastig hebben. Een prachtig en betekenisvol vak met praktische en emotionele kanten. Maar de thuiszorg staat enorm onder druk. Ik hoor iedere week tijdens mijn begeleidingswerk schrijnende ervaringsverhalen van verpleegkundigen. Door de strikte indicering is er nauwelijks tijd voor een extra gesprek. Natuurlijk kan er tijdens het douchen of aantrekken van de steunkousen spontaan een praatje gemaakt worden. Maar eens rustig met een kop koffie doorvragen of de situatie van mensen nog wel houdbaar is? Of de mantelzorger niet al te zeer overbelast is? Of de zorg nog steeds passend is? De signalerende functie die de verpleegkundigen hebben, komt door alle tijdsdruk nauwelijks meer uit de verf.
Te loyaal?
Tijdens trainingen komt aan de orde hoe verpleegkundigen belevingsgerichter en effectiever kunnen werken. Hoe ze nog beter leren waarnemen en vragen stellen en zich afstemmen op hun cliënten. Hoe ze hun eigen emoties en oordelen opmerken. Ik hoor ook hun dilemma’s en hun schroom: ‘Ja, als ik doorvraag, moet ik het gesprek afbreken , want anders zitten de volgende cliënten op me te wachten en krijg ik mijn route niet klaar’. Hoe kunnen ze loyaal zijn aan zichzelf? Als ze voelen dat ze aan hun taks zitten, zouden ze nee moeten verkopen, als gevraagd wordt extra te werken. Ze staan onder druk, omdat anders mensen niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Ze zijn te loyaal aan hun cliënten en collega’s. Ze gaan over hun grenzen, met alle gevolgen van dien op de langere termijn.
Veel verpleegkundigen schamen zich voor de kwaliteit van de zorg die ze leveren. Ze voelen zich schuldig tegenover hun cliënten en diens familie en netwerk. Schuldig tegenover hun gezin, want ze werken zoveel over. De verpleegkundigen scheuren in tweeën. Aan de ene kant hun hart voor de zorg, aan de andere kant de druk vanuit de organisatie en de teams. Collega’s haken noodgedwongen af en zoeken minder stressvol werk, anderen zijn overbelast of burn out. Er is in veel teams personeelstekort, doordat vacatures niet opgevuld kunnen worden. De media staan bol van tekortkomingen in de zorg.
Zijn verpleegkundigen nog trots op hun vak? Soms zeker wel, als ze hun werk goed kunnen doen.
Het nieuwe kabinet wil de garantie geven dat niet getornd wordt aan de kwaliteit en toegankelijkheid van de wijkverpleging en dat de werkdruk in de sector niet zal toenemen. Dat klinkt als status quo en lijkt me een veel te mager doel.
Help! Help de wijkverpleegkundige! Zodat zij of hij mensen kan helpen die het niet meer zelf kunnen. Zodat mensen verantwoord en menswaardig thuis kunnen blijven wonen. Zodat mantelzorgers praktisch en emotioneel ondersteund worden en hun zware taak duurzaam en zo gezond mogelijk kunnen uitvoeren. Zoals het doel van ons zorgbeleid immers is. En zodat de wijkverpleegkundige zelf heel blijft en niet in stukken scheurt.